Hoe maak je informatie toegankelijk voor kinderen? Natuurlijk: met een soepele schrijfstijl die past bij de leeftijd. Maar met een vlotte pen alleen ben je er nog niet. Teksten schrijven is meer dan spelen met woorden en zinnen.
Tijd voor een minicollege over Jan Renkema’s CCC-model voor tekstkwaliteit. Ik werk er al jaren mee:
- Het helpt me om een tekst systematisch te analyseren.
- Het helpt me bij het bedenken van sterke concepten.
- Het is een handige kapstok om over een tekst te praten.
Renkema heeft zijn analysemodel ontwikkeld voor informatieve teksten, dus ook voor teksten voor kinderen.
Het CCC-model in een notendop
Renkema onderscheidt drie criteria voor tekstkwaliteit:
- Correspondentie
- Consistentie
- Correctheid
Correspondentie gaat over de geschiktheid van een tekst voor doel en doelgroep. Renkema noemt dat ‘de afstemming tussen het doel van de schrijver en de verwachtingen van de lezer’.
Consistentie en correctheid spreken voor zich.
De drie criteria zijn van toepassing op de vijf niveaus in een tekst:
- teksttype (tekstsoort, genre)
- inhoud
- opbouw (structuur)
- formulering (stijl)
- presentatie (vormgeving, maar ook spelling en interpunctie)
Drie criteria toegepast op vijf tekstniveaus: dat zijn bij elkaar de vijftien ijkpunten uit het CCC-model.
Tekstanalyse
Als je een tekst analyseert, beoordeel je op elk van de vijf niveaus:
- de geschiktheid voor doel en doelgroep (correspondentie)
- de consequente uitwerking (consistentie)
- de correcte uitwerking (correctheid)
Tekstontwerp
En als je een tekst ontwerpt? Dan stel je jezelf vijf vragen: Welk teksttype past het beste bij het doel en de doelgroep? Welke inhoud sluit aan bij de voorkennis en interesse van de lezers? Hoe bouw ik het verhaal logisch op (structuur) voor deze leeftijdsgroep? Welke taal (formulering) spreekt het meeste aan? En hoe dien ik het smakelijk op (presentatie)?
Voorbeeldje
Ik recenseerde laatst een informatief kinderboek over de natuur, voor kinderen vanaf 10 jaar. Teksttype: prima keuze. Ik begon opgewekt te lezen. De formulering was concreet en vlot, echt gericht op de bovenbouw van de basisschool. Een plusje bij de C van Correspondentie dus. Maar hoe verder ik las, hoe meer ik begon te zuchten. De inhoud waaierde alle kanten op en ging te diep in op stokpaardjes van de auteur. Niet interessant voor een 10-jarige. Bovendien had de auteur hoofd- en bijzaken niet goed uit elkaar gehouden, waardoor de rode draad al snel verdween (structuur). En op de illustraties waren kinderen van een jaar of 6 te zien. Een te kinderachtige presentatie voor een 10-jarige. Het CCC-model zorgde ervoor dat ik goed onder woorden kon brengen waar het aan schortte bij deze tekst.
De auteur in bovenstaand voorbeeld kon goed schrijven (lees: formuleren), maar had geen – of geen goede keuzes – gemaakt op het gebied van inhoud, structuur en presentatie. Het gevolg: een onevenwichtig boek. De lezers zullen de draad kwijtraken, het boek te kinderachtig vinden (plaatjes) of juist te moeilijk (inhoud).
Door alle tekstniveaus goed af te stemmen op de voorkennis, interesse en behoeften van de lezers, maak je informatie toegankelijk en lezen leuk.