Fictionele droom in non-fictie

‘We lezen de eerste paar woorden (…) en plotseling merken we dat we geen woorden op een bladzij zien, maar een trein die door Rusland reist, een oude huilende Italiaan of een boerderij in de regen.’
John Gardner noemt dit in De kunst van het schrijven de fictionele droom: een goede schrijver schept met details een levendig beeld in de geest van de lezer, die daardoor met hart en ziel meeleeft met de personages. Zelfs zo, dat de meest ongeloofwaardige gebeurtenissen en personen geloofwaardig worden.

Meeslepende zinnen

Hoe zit het met non-fictie? Bestaat er ook een non-fictionele droom? In non-fictie houdt de auteur zich aan de werkelijkheid. De feiten staan centraal. Maar een goede non-fictieauteur roept ook een levendig beeld op in de geest van de lezer. Een beeld van de werkelijkheid, vanuit een bepaalde invalshoek. Ook een non-fictieauteur kan een verhaal vertellen waardoor een kind wordt meegesleept. Kijk maar naar Jan Wolkers, Midas Dekkers, Bas Haring, Bibi Dumon Tak, Hans Kuyper en Jean Paul Schutten. Stuk voor stuk goede schrijvers die hun enthousiasme weten over te brengen. Meeslepende zinnen zijn dan een krachtig middel.

Met hart en ziel

Bibi Dumon Tak doet het zo in Winterdieren:

‘Als de winter komt, echt komt, met al zijn ijzigheid. Als hij zichzelf over het land heen legt, echt heen legt, met zijn witte klauwen en vinnige kou. Dan staat iedereen te kijken van wow, echt wow, we waren vergeten hoe mooi dat was. Maar jij? Jij staat over je fiets gebogen en je krijgt je slot niet open. Het zit vastgevroren, echt vastgevroren. Waar is de antivries?’

Dan gaat het verhaal verder over de Antarctische ijsvis die antivries door zijn aderen heeft stromen.

En op deze manier luidt ze het verhaal over de wolf in:

‘Hoor! Hoor dan toch! Boven het razen van de wind, waar bomen kraken, takken breken, waar een tornado van sneeuwvlokken in duizelingwekkende vaart over het land heen stormt, daar klinkt nog iets. Iets hoogs. Het komt van alle kanten. Als een eindeloze echo die de weg kwijt is.’

 Vooruit, nog eentje dan:

‘Op het koudste stukje van de aarde, waar het altijd vriest, waar de zon geen schijn van kans heeft, waar de wind dag en nacht over het ijs heen jakkert, woont de dapperste onder de dieren: de keizerspinguïn.’

Na zulke levendige zinnen leef je toch met hart en ziel mee met de ijsvis, de wolf en de keizerspinguïn?

P.S. Deze mooie zinnen vragen erom voorgelezen te worden. Dan hoor je ook het prachtige ritme.

3 reacties

  1. Inderdaad. Ineens staat de soep te pruttelen. Ik trek mijn sloffen nog wat hoger op en nestel me in mijn voorleesstoel. Kom maar op, keizerspinguïn.

  2. Mag ik in 1 formulier 2 reacties geven? Dank je. Reactie 1: het komt misschien door jouw selectie van mooie passages maar ik vind het “over the top”. Wat moet ik me voorstellen bij ‘een eindeloze echo die de weg kwijt is’? En ik zou van al die herhalingen, die lange, lange herhalingen, die zichzelf alsmaar herhalen, je weet wel, die herhalingen, héél kriegel worden.
    En reactie 2: Inderdaad, voorlezen moet. Gelukkig kun je ook jezelf voorlezen.
    Groeten uit Leerms (waar we inderdaad zin krijgen in soep), Wout Sorgdrager

    • Als je al die passages achter elkaar zou zetten, zou het inderdaad wat veel zijn. Dan wordt het mooischrijverij om de mooischrijverij. Maar zo gaat het niet het hele boek door hoor!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *