Pratende dieren: in fictie voor kinderen is dat heel normaal. En die boekendieren práten niet alleen, ze doen ook mensendingen en hebben menselijke emoties. Ze drinken kopjes thee (Alice en de Maartse Haas), bakken koekjes (Kikker en Pad) en zijn verdrietig (Uil).
Genrezuiverheid
Ook in informatieve teksten voor kinderen kom je pratende dieren tegen, vooral in boekjes voor jonge kinderen. Bijvoorbeeld:
‘Ik ben een dolfijn. Ik kan heel lang mijn adem inhouden. (…) Ik spring hoog boven het water uit. Ik kan slapen en zwemmen tegelijk.’ (Uit: Ik ben een dolfijn door Steve Macleod)
‘Ik ben een kalkoen. Ik woon op een boerderij met veel andere kalkoenen. Ik heb een harde puntige snavel. Daarmee pik ik graantjes van de grond.’ (Uit: Dieren van de boerderij. Kalkoen door Katie Dicker)
De ik-vorm in deze dierenboeken is een goede manier om het dier dichter bij jonge lezers te brengen. Belangrijk is wel de ‘genrezuiverheid’, zoals Jan Renkema dat noemt. In informatieve teksten voor kinderen – non-fictie dus – kun je een dier geen menselijke eigenschappen geven zoals in fictie. Dat werkt verwarrend, want was is waar en wat is verzonnen?
Maar … kun je het dier dan wel laten praten in non-fictie? Ja, dat vind ik wel. Omdat het een sterke vorm is die niet verwarrend werkt. Ik zou het dier dan wel aanraden bij de feiten te blijven!
Een dier dat denkt en voelt als een mens
In het informatieve kinderboek Juultje en Jonathan van Sandra van de Werd is die genrezuiverheid een probleem. De auteur heeft nobele motieven: ze wil laten zien hoe dieronvriendelijk de vleeskonijnenindustrie is. Het boek is geschreven vanuit het perspectief van konijn Juultje, in de ik-vorm. De schoen gaat wringen als de auteur menselijke gedachten en emoties in de mond van het konijn legt:
‘Ik weet niet waarom wij allemaal opgesloten zaten. Toen ik drie weken oud was vroeg ik het mijn moeder. Zij zweeg bedroefd. (…) Ze zei niet veel tegen ons. Toch vertelde ze mij op een dag dat ze te veel zag. Dat ze te veel wist. Dat zij altijd pijn aan haar voetzolen had door de harde tralievloer waar ze op moest zitten.’
Op de emoties spelen
Effect heeft het wel, deze ik-vorm. Een kind dat zich makkelijk inleeft in een personage, zal dit een heftig boek vinden. En nooit een konijn willen eten. Maar ik vind dat het niet klopt. Door te suggereren dat een konijn denkt en voelt als een mens, speelt de auteur te veel in op de emoties om haar – op zich goede – boodschap over te brengen. Dat is jammer, en deze benadering is ook niet nodig. Want als ze zich bij de kale feiten had gehouden, was de boodschap ook overkomen. Die feiten spreken namelijk voor zich en zijn al schokkend genoeg.
P.S. Er is nog een probleem met pratende (eetbare) dieren in teksten voor kinderen. Lees Het flappie-effect.
Marjolijn Hovius zegt
Eens! Dit konijntje praat niet alleen als een mens, maar ook nog als een erg vroegwijs konijnenmens. Als de schrijver een kind dergelijke teksten had laten uitslaan, had ik daar ook moeite mee gehad. Nobele motieven zijn natuurlijk prachtig, maar de teksten die er uit voortvloeien zijn dat vaak minder.