‘De werkelijkheid is vaak veel mooier en gekker dan je zou kunnen verzinnen’, zegt non-fictieschrijver Judith Koelemeijer. Ik moest aan haar uitspraak denken bij het lezen van Een aap op de wc van Joukje Akveld, met illustraties van Martijn van der Linden.
Het (jeugd)boek vertelt de geschiedenis van de Rotterdamse dierentuin in oorlogstijd. Akveld laat je kennismaken met de olifanten Sonny en Rimba, met de valse zebra Burbi, met chimpansee Josephine en zeeleeuw Bianka. En met de directeur van de dierentuin die zijn roofdieren moest laten afschieten voordat ze zouden ontsnappen bij een volgende bommenregen. Akveld beschrijft ook de verhuizing – midden in oorlogstijd – van de dierentuin bij het station naar de huidige locatie in Blijdorp.
De kracht van waargebeurde verhalen
Een aap op de wc is verhalende non-fictie. Met haar mooie vertelstijl laat Joukje Akveld zien wat de kracht is van waargebeurde verhalen. Bij het hoofdstuk waar de titel op gebaseerd is, kreeg ik kippenvel op mijn armen. Het is zo’n bizar verhaal dat een fictieschrijver het misschien nooit zou durven opschrijven. (Ik zal niks verklappen.) En juist omdat het waargebeurd is, is het zo spannend. Akveld beschrijft heel beeldend wat er gebeurde met de ontsnapte apen, die tot in het centrum van de kapotgebombardeerde stad waren teruggevonden. Alsof ze er zelf bij was. En daardoor ben je er als lezer ook zelf bij.
Ritmisch schrijven
Ik vind het altijd lastig om iemands schrijfstijl te benoemen. Wat me opvalt in Akvelds stijl is het mooie ritme. Haar taalgebruik is beeldend en concreet. En ze voegt dialoogjes toe die de tekst levendig maken. Ik laat twee voorbeeldjes zien. Dit is een stukje tekst (p.90) over de verhuizing van neushoorn Kali (die grijze bult onderaan is zijn schouder):
En dit is een stukje uit het verhaal over de verhuizing van de lastige olifant Rimba (p.87):
Een feestje om te lezen. En ongetwijfeld ook een feestje om te schrijven. Wat een mooi materiaal heeft Joukje Akveld opgediept. En wat een interessant onderwerp.
Wat is waar?
Achter in het boek schrijft Joukje Akveld wat ze allemaal las voor het boek en met wie ze heeft gesproken. Ze schrijft ook wat ze deed als ze bij het ‘opgraven van verhalen’ af en toe een stukje miste:
‘Bij zo’n missend stuk kun je twee dingen doen:
- Je zegt dat je niet weet hoe het is gegaan.
- Je probeert met de stukjes die er wel zijn te bedenken hoe het is gegaan.
Optie 1 is nauwkeuriger, optie 2 spannender. Daarvoor duikt een schrijver niet in archieven en bibliotheken, maar in zijn hoofd. Voor dit boek dook ik veel in archieven en bibliotheken en een enkele keer in mijn hoofd. (…) Niet om een heel nieuw verhaal te verzinnen maar om een missend stukje aan te brengen. Die stukjes zijn maar klein. Wat je in dit boek leest over dieren is allemaal echt gebeurd.’
Leuk, zo’n nawoord. Want kinderen (volwassenen trouwens ook) willen altijd graag weten of het écht waargebeurd is.
(Meer blogs over verhalende non-fictie: Wat is non-fictie eigenlijk en Dialogen in non-fictie.)
laura zegt
het was niet mijn ding!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!
charlotte zegt
ook lekker subtiel gezegd zeg.
Je kon het ook gewoon zeggen ik vind het niet leuk.
Hamoudhabibi zegt
Waarom zijn er olifanten bij de kant van de bladzijde terwijl het gaat over apen?
Annet Huizing zegt
Dag Hamoudhabibi,
Omdat mijn blog over teksten voor kinderen Olifanten Stapelen heet!
the furry zegt
het is niet mijn ding maar goed verhaal