De jij-vorm: alsof je erbij bent

Hoe breng je een gebeurtenis uit een ver verleden (of een ver land) dichterbij? Door de lezer er een hoofdrol in te geven. En hoe doe je dat? Met de tweede persoon enkelvoud, de jij-vorm dus. Een tekstje over kinderarbeid in de negentiende eeuw ziet er dan zo uit: Lees verder “De jij-vorm: alsof je erbij bent”

Dialoog in non-fictie (1)

De dialoog is een effectieve schrijftechniek, maar wordt weinig gebruikt in non-fictie voor kinderen (informatieve en educatieve teksten). Dat is jammer, want een dialoog trekt de aandacht en: Lees verder “Dialoog in non-fictie (1)”

De historische tegenwoordige tijd (presens historicum)

20 september 1839. De schipper, de boer en de dokter staan bij het station in Amsterdam. Straks gaat de allereerste trein rijden, naar station Haarlem. Er komt rook uit De Arend en De Snelheid, de twee stoomlocomotieven. De stoker gooit nog een flinke schep kolen op het vuur. De passagiers stappen in. De toeschouwers juichen als de trein in beweging komt. Maar de schipper van de trekschuit kijkt zuur: ‘Dat gaat me klanten kosten.’ De boer moppert: ‘De koeien slaan op hol.’ En de dokter kijkt bezorgd: ‘Veels te gevaarlijk, die hoge snelheid. Je hersenen slaan tot moes tegen je schedel.’

Deze introductie schreef ik bij een educatieve tekst over vervoer in de negentiende eeuw. Ik koos voor de presens historicum – de historische tegenwoordige tijd – om de lezers in het verhaal te trekken en het gevoel te geven dat ze erbij zijn/waren. Als in een film. Zoals rasvertellers in de kroeg het kunnen: ‘Afijn, ik loop dus door de Kalverstraat, komt er een man op me af …’  Lees verder “De historische tegenwoordige tijd (presens historicum)”

Olifanten stapelen

Olifanten doen het erg goed als meeteenheid. Sinds ik gespecialiseerd ben in olifanten stapelen, kom ik ze overal tegen in teksten voor kinderen. Lees verder “Olifanten stapelen”