De dialoog is een effectieve schrijftechniek, maar wordt weinig gebruikt in non-fictie voor kinderen (informatieve en educatieve teksten). Dat is jammer, want een dialoog trekt de aandacht en: ‘Het is de snelste weg naar het hart van de lezer’, aldus Don Duyns in zijn boek Dialogen schrijven (2010). ‘Gesproken taal, of die nou wordt (voor)gelezen of geacteerd, betrekt ons meteen bij de handeling, omdat we nou eenmaal sprekende wezens zijn’, aldus Duyns. Dat geldt voor volwassenen en dat geldt voor kinderen.
Dialoog over de leerplicht
In een geschiedenistekst voor kinderen over de Leerplichtwet uit 1900, wilde ik de argumenten voor en tegen de leerplicht overzichtelijk weergeven. Om de tekst te verlevendigen, koos ik voor een fictieve dialoog met een korte intro.
Op 30 maart 1900 werd er druk gepraat in de Tweede Kamer. Ze hadden het over ‘leerplicht’. De Kamerleden waren het lang niet allemaal met elkaar eens. Luister maar naar hun argumenten:
‘Kinderen moeten voortaan verplicht naar school. Dat is beter dan zware kinderarbeid.’
‘Wat een onzin, de ouders bepalen zelf wel of ze hun kind naar school sturen.’
‘Maar ze moeten toch leren lezen, schrijven en rekenen?’
‘Welnee, kinderen die in de fabriek en op het land werken, hoeven niets te leren.’
‘Ja maar we willen juist dat ze niet van dat zware werk doen.’
‘Jij hebt makkelijk praten. Jij bent rijk. In arme gezinnen moeten de kinderen wel werken.’
Een dialoog ‘aankleden’
Om het wat theatraler te maken, had ik de dialoog nog kunnen aankleden, bijvoorbeeld zo:
‘Kinderen moeten voortaan verplicht naar school, want …’, begon een Kamerlid zijn verhaal.
Een tegenstander viel hem in de rede: ‘Wat een onzin, de ouders bepalen zelf wel of ze hun kind naar school sturen.’
‘Maar wil je de kinderen dan dom houden? Ze moeten toch leren lezen, schrijven en rekenen?’, zei het Kamerlid dat vóór de leerplicht was.
‘Welnee, kinderen die in de fabriek en op het land werken, hoeven niets te leren.’ De tegenstander liep rood aan. Waar bemoeide de regering zich mee?
‘Maar we willen juist dat ze niet van dat zware werk doen in fabrieken en op het land’, zei iemand anders.
Bij de tegenstander kwam nu bijna stoom uit zijn oren. ‘Jij hebt makkelijk praten. Jij bent rijk. In arme gezinnen moeten de kinderen wel werken.’
Op deze manier wordt het een miniverhaaltje, een scène in je tekst. Uiteindelijk koos ik voor de ‘kale’ dialoog, omdat de argumenten daardoor meer aandacht krijgen. En daar ging het om in deze geschiedenistekst.
Lees ook mijn blog over het dialoogattributie, en lees over verteltechnieken in geschiedenisteksten: De val van de Muur voor kinderen, Moeten informatieve teksten leuk zijn? en De historische tegenwoordige tijd.
Geef een reactie